Een babyfoon bestaat steeds uit een zender (de babyunit) en een ontvanger (de ouderunit). Op basis van de gebruikte technologie onderscheiden we twee
soorten: de analoge en de digitale babyfoons.
Een analoge babyfoon verstuurt het geluidssignaal, dat de babyunit oppikt in je baby's kamer, via analoge radiogolven naar de ouderunit (meestal op 40MHz).
Het signaal van analoge babyfoons is laag frequent en dus hoegenaamd niet schadelijk. Bij een analoge babyfoon moet jij zelf het kanaal instellen op zender en
ontvanger. Meestal is de keuze van een (vrij) kanaal beperkt tot 3, uitgezonderd bij de analoge PMR-babyfoons.
Daardoor heb je wel kans op ruis of storingen. Want als je buren hun babyfoon toevallig op hetzelfde kanaal instellen, hoor je niet alleen jouw ukje huilen,
maar ook hun baby. Dus hoe meer kanalen je babyfoon heeft, hoe makkelijker je een storingsvrij kanaal vindt.
Deze technologie vindt men ook terug bij draagbare telefoons.
Digitale babyfoons garanderen je een helder, storingsvrij geluid en kiezen automatisch het juiste kanaal. Dus als toch ruis zou optreden, dan schakelt de
babyfoon automatisch over naar een vrij kanaal.
DECT staat voor 'Digital Enhanced Cordless Telecommunications'. Een communicatiestandaard voor digitale draadloze telefonie tussen twee punten.
DECT werkt op een frequentieband van 1880 MHz tot 1900 MHz.
Deze babyfoons werken met een digitaal zendsignaal. Ze sturen dus eigenlijk een digitale code van de zender naar de ontvanger.
Daar er gebruik wordt gemaakt van een digitaal signaal op 1.800 MHz zijn er geen externe invloeden of storingen mogelijk en heeft u een perfect 100%
storingsvrij signaal.
Een babyfoon met Dect-technologie gaat op een vast moment (bv. elke 3 seconden) van kanaal wisselen. Zender en ontvanger wisselen intern nieuwe codes.
Onze handige keuzehulp begeleidt je in je keuzeproces doorheen het assortiment van babyfoons en kiest voor jou de meest geschikte babyfoon gebaseerd op je antwoorden!